Songs from the Second Screen

31 augustus 2006

Overzicht Recensies

Scroll naar beneden voor recensies van:


* The Sentinel (2006)





* The Hills Have Eyes (2006)





* The Lost City (2006)





* Fragile (2005)





* The Wind that Shakes the Barley (2006)





* DoodEind (2006)





* Sabah (2005)


30 augustus 2006

The Sentinel

Regie Clark Johnson Cast Michael Douglas, Kiefer Sutherland & Kim Basinger Speelduur 108 minuten Jaar 2006








De wereld van veiligheidsdiensten is een dankbaar en veelgebruikt onderwerp voor thrillers. Het spreekt vooral zo tot de verbeelding, omdat er een tipje van de sluier wordt opgelicht en we mee mogen kijken achter die sluier van codewoorden, technologische snufjes en ultrageheime operaties waar normale stervelingen geen weet van hebben. En of zo’n speciale eenheid nou op een heroïsche Hollywood-manier wordt verbeeld, zoals bij In the Line of Fire, soaperig zoals in het Britse Spooks of ironisch zoals in Wag the Dog en Mars Attacks!: het is steeds weer fascinerend om te zien hoe de veiligheid van de politieke top wordt gewaarborgd.




In The Sentinel wordt iedere stap van de Amerikaanse president en zijn vrouw van tevoren gepland, doorgesproken en gevolgd door tientallen mensen. Ieder risico wordt daarbij ingecalculeerd. Zo spreken de mannen en vrouwen van de geheime dienst nooit over 'de president' maar noemen hem steevast naar het codewoord dat hij die specifieke dag heeft. Om te beslissen in welke auto hun hoogste baas stapt, wordt een muntje opgegooid om het risico van afluisteren uit te sluiten. Het team rondom de president is een hechte club agenten waarin Pete Garrison een speciale rol vervult.




Deze overtuigend door Michael Douglas neergezette agent redde namelijk ooit het leven van president Reagan, en hoeft sindsdien alleen zijn baas, een kleine maar sterke rol van Martin Donovan, boven zich te dulden. Wanneer hij van een informant hoort over een op handen zijnde moordaanslag op het leven van de president wordt alles op alles gezet om achter de identiteit van de dader te komen. Al snel wordt Garrison zelf verdacht en achterna gezeten door een team dat wordt geleid door zijn oud-collega Breckinridge, gespeeld door Kiefer Sutherland, die hiermee lijkt te repeteren voor de komende verfilming van de televisieserie 24.

Wie is de mol? Wat heeft die zwetende informant met de zaak te maken? En de presidentsvrouw, is zij betrokken bij de moordaanslag? The Sentinel is een gladde whodunnit met de te verwachten achtervolgingen en plotwendingen. De setting rondom de president is een aantrekkelijk uitgangspunt waarbij regisseur Johnson (S.W.A.T.) enkele doorgewinterde Hollywoodacteurs kreeg toebedeeld. Maar met een weinig intelligent script dat slechts met moeite je interesse vast weet te houden, blijft het bij een routineklus die bol staat van de voorgekauwde ingrediënten en beproefde recepten. Als Sutherland zijn collega's vlak voor de achtervolging van Michael Douglas instrueert, horen we hem doodserieus enkele wijze lessen uitdelen als "you're chasing your worst nightmare" en "he knows exactly how you think, and will use that against you".




Tegen de tijd dat alle lijntjes van The Sentinel samenkomen tijdens de G8-top in Toronto, overigens wel de exacte plaats waar de opnames daadwerkelijk plaatsvonden, zijn de kaarten verspeeld en wordt de slappe conclusie lauw geserveerd. Zonde van zoveel talent voor de camera, maar zelfs zij kunnen van dit onoriginele script niet meer maken dan de weinig opzienbarende, degelijke thriller die het is geworden. Zoals eerder dit jaar Harrison Ford en Paul Bettany hun best deden voor het mislukte Firewall zullen ook Douglas & Sutherland niet worden herinnerd om The Sentinel, dat gedoemd is te verdwijnen in de vergetelheid.

(i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: 20th Century Fox)

23 augustus 2006

Hills Have Eyes (2006)

Regie Alexandre Aja Cast Ted Levine, Emilie de Ravin & Kathleen Quinlan Speelduur 103 min Jaar 2006








Redelijke, maar weinig verassende remake van Wes Cravens prima origineel uit 1977. Het concept en uitwerking zijn onveranderd, dus ook nu gaat de herdershond er als eerste aan, maar verder stelt regisseur Aja teleur met zijn eerste Amerikaanse film. Waar hij eerder met Haute Tension met weinig middelen een originele en zeer spannende stalk 'n slash afleverde, komt de achtentwintigjarige Fransman nu met een wel erg brave horrorfilm op de proppen.




Een gezin stopt bij een tankstation midden in de woestijn. Ze zijn op doorreis en zich er niet van bewust dat ze bij die vieze pompbediende met hun tankgeld ook hun lot neertellen. Dankzij hem wordt het gezin namelijk even later belaagd door een groepje mutanten. Deze weinig frisse bewoners zijn de laatst overgebleven slachtoffers van de proeven die de Amerikaanse regering in de jaren vijftig deed met kernbommen. Aja volgt Cravens origineel slaafs, maar heeft wel beduidend meer geld voor make-up dan zijn voorganger. In en rondom de camper van het gezin passeert dan ook een aantal angstaanjagende mutanten de revue.




Jammer is vooral dat in het eerste uur de spanning nergens overtuigend wordt opgebouwd. Met name de vier jonge acteurs stellen teleur en krijgen zinnen toebedeeld waar ze keer op keer slecht mee uit de voeten kunnen. Ted Levine is wel fantastisch als gezinshoofd, die het zwaar te verduren krijgt. Vooral in het laatste half uur vloeit het bloed rijkelijk en wordt er creatief met de bijl omgesprongen. Het testdorp waarin de mutanten tussen de paspoppen leven is dan ook een perfecte omgeving voor flink wat schrikeffecten.




Toch levert Hills Have Eyes naast de prima make-up effecten niet meer dan enkele korte schrikmomenten op. Naast de matige acteurs maakt vooral de overdadig ingezette, irritante muziek het vaak onmogelijk om mee te leven met de personages of om een degelijke spanning op te bouwen. Dat nu deel twee al weer in productie is, doet vrezen voor nog erger.

(copyright pictures: Ecranlarge.com)

21 augustus 2006

Lost City

Regie Andy Garcia Cast Andy Garcia, Inés Sastre & Dustin Hoffman Speelduur 144 minuten Jaar 2006







Havana, eind jaren vijftig. De politieke situatie is verre van stabiel vanwege het op handen zijnde aftreden van president Batista en de opkomst van Fidel Castro en de zijnen. Het zijn de jaren dat de Verenigde Staten de regering Batista minder openlijk steunen, maar de kloof tussen arm en rijk nog altijd immens is. Andy Garcia ontvouwt tegen deze roerige achtergrond een meeslepend drama, waarin hij niet alleen nostalgisch terugkijkt op zijn dierbare geboortestad Havana, maar ook laat zien hoe de stad beurtelings verspeeld werd door zowel Batista als Fidel Castro, die in 1959 het premierschap overnam.



Muziek en Cuba zijn overduidelijk de twee grootste passies van acteur/regisseur Andy Garcia. Eerder maakte de geboren Cubaan al een documentaire over enkele Cubaanse musici en ook The Lost City barst van de swingende muziek in het Havana van eind jaren vijftig. Garcia speelt clubeigenaar Fico Fellove, die met de teloorgang van Batista’s macht de wereld om zich heen ziet veranderen. Het in sigarenrook gehulde upperclass milieu van maffia en rijke Amerikaanse investeerders dreigt uiteen te vallen met de opkomst van de ‘26 juli Beweging’ van de revolutionairen Castro en Che Guevara.



Met gebruik van veel dans en zang schetst de film in bijna tweeëneenhalf uur de keerzijde van de pracht en praal van de Cubaanse hoofdstad. Politieke steekspellen, maffia en zwart geld maken Havana eerder een hoofdzonde dan een hoofdstad, zo zegt een van de personages treffend. De toon van deze eerste lange speelfilm van Andy Garcia verandert met de toenemende instabiliteit van Havana tussen 1958 en 1961. De nadruk ligt in het eerste gedeelte van de film sterk op de misdaad en het familieleven van Fico Fellove, maar gaat langzamerhand over in een romantisch drama als zijn vriendin, een wat zware rol voor actrice Inés Sastre, steeds meer betrokken raakt bij de revolutie van Castro.




The Lost City schetst een uiterst negatief beeld van de 26 juli Beweging en de teleurstellende uitwerking van haar idealen. Als symbool voor het afbrokkelende kapitalisme zien we hoe de club van Fellove wordt bedreigd in zijn voortbestaan, omdat de revolutionairen het etablissement zien als een verlengstuk van het kapitalistische Amerika. In werkelijkheid emigreerde de welvarende familie van Andy Garcia in 1961 naar de Verenigde Staten, vlak nadat Castro de macht overnam. Havana wordt in zijn film voorgesteld als een stad waarin je zelf nooit helemaal vrij kunt zijn, maar waarnaar je altijd terug wenst te keren. Garcia jongleert de volle lengte met meerdere genres, maar naar het einde toe vindt de film meer zijn draai, waardoor hij niet bezwijkt onder de soms wat te ambitieuze opzet. Uiteindelijk is The Lost City daarmee een meeslepende, maar enigszins geforceerde lofzang op de vernietigende schoonheid van de stad geworden.

(i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: RCV)

Fragile

Regie Jaume Balaguero Cast Calista Flockhart, Richard Roxburgh Elena Anaya Speelduur 93 minuten Jaar 2005






Soms is het beter om geen vragen te stellen, een waarheid die van alle genres misschien wel het beste van toepassing is op de horrorfilm. Het opschorten van ongeloof wordt het wel genoemd: je ziet, hoort of voelt dat er iets niet helemaal klopt, maar je wordt meegesleept en maakt er bewust verder geen gedachten aan vuil. Je hebt bijvoorbeeld best wel in de smiezen dat het litteken ineens niet meer op de rechter- maar op de linkerwang van de hoofdrolspeler zit, die met één welgemikt schot een oude auto laat ontploffen alsof er twintig staven dynamiet in verstopt zitten, terwijl het opeens wel erg licht is voor een nachtscène; dat soort continuïteitsfouten en gaten in de plot kunnen je uit de filmische illusie halen, maar je kiest er omwille van het entertainment voor om ze te negeren. In Fragile (Frágiles) volgen dit soort momenten van suspension of disbelief elkaar dusdanig snel op, dat van opschorten op een gegeven moment geen sprake meer is en het gewoonweg ongeloof wordt.



Het oude en verweerde ziekenhuis Mercy Falls in Engeland wordt gesloten. Op de kinderafdeling na zijn alle patiënten, het personeel en de apparatuur al overgebracht naar de nieuwe locatie op enkele kilometers afstand. Door een groot ongeluk in de buurt zijn er in het nieuwe ziekenhuis echter te weinig bedden vrij, waardoor de kinderen nog een paar nachtjes zullen moeten wachten op hun nieuwe onderkomen. Overdag is het een drukte van jewelste in Mercy Falls, met overal dozen en drukdoenende verhuizers. 's Nachts is het een stuk rustiger met slechts één arts, een receptionist en een nachtzuster om op de kinderen te passen. Het jonge meisje Maggie brengt evenwel wat leven in de brouwerij. Ze is er heilig van overtuigd contact te hebben met de geest van een dood meisje op de tweede verdieping, die al sinds eind jaren vijftig afgesloten is.



De nachtzuster gelooft het jonge meisje en laat zich bijkans gek maken door de mysterieuze dingen die gebeuren. Als een van de kinderen spontaan onverklaarbare botbreuken krijgt, is de maat vol en stopt ze met haar werk. De haastig opgetrommelde plaatsvervangster is de Amerikaanse Amy, gespeeld door Calista Flockhart in een van haar eerste speelfilms sinds het einde van de successerie Ally McBeal. Ook Amy is gevoelig voor de spookverhalen van Maggie, en als ze de geestverschijningen met eigen ogen aanschouwt, eist ze van de medische staf dat er actie wordt ondernomen. Natuurlijk gaat ze om de haverklap zelf op onderzoek uit, en voor je er erg in hebt staat ze oog in oog met de kwaadaardige aanwezigheid waarmee ze een haastige eindstrijd moet aangaan.



Sfeervol is de gekozen locatie van het oude ziekenhuis zeker. Vooral de tweede verdieping is prachtig uitgelicht en ziet er angstaanjagend uit. De geluidseffecten doen prima ondersteunend werk, maar op driekwart van Fragile worden de ongeloofwaardigheden te gortig en is de film niet serieus meer te nemen. Het opgeblazen einde is dan ook eerder belachelijk dan eng, om van de allerlaatste scène nog maar te zwijgen. De opzet is aardig en zieke kinderen zijn altijd een goede bodem voor een griezelige setting, maar na het degelijke eerste uur is het onmogelijk om je ongeloof nog verder op te schorten. Entertaining is deze derde lange speelfilm van de Spaanse regisseur Jaume Balaguero tot het einde toe, maar er wordt uiteindelijk te veel van je gezonde verstand gevraagd om een echt goede indruk achter te laten.

(i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: A-Film)

09 augustus 2006

The Wind that Shakes the Barley

Regie Ken Loach Cast Cillian Murphy, Padraic Delaney & Orla Fitzgerald Speelduur 124 minuten Jaar 2006







Op het afgelopen filmfestival van Cannes waren tijdens de uitreiking van de felbegeerde Gouden Palm alle ogen op Pedro Almodóvar gericht. Weliswaar was ook Alejandro González Iñárritu met zijn film Babel een kanshebber, maar Volver van Almodóvar was toch echt de gedoodverfde winnaar. De films van de Spanjaard en Mexicaan vielen wel in de prijzen, maar grepen allebei naast de belangrijkste. Die nam de Brit Ken Loach mee naar huis. Uit handen van actrice Emmanuelle Béart ontving hij de Gouden Palm voor zijn politieke drama The Wind that Shakes the Barley over de Ierse onafhankelijkheidsstrijd rond 1920. Jurylid Helena Bonham Carter vertelde later dat die film hen allen zó ontroerde dat de jury slechts één stemmingsronde nodig had om hem unaniem tot winnaar te kunnen verkiezen.




De inmiddels zeventigjarige Ken Loach is een meester in het schetsen van intieme portretten van hevig, persoonlijk drama. In de meer dan twintig lange speelfilms toont hij keer op keer hoe het dagelijkse bestaan doortrokken is van pijn, teleurstelling en troost. Meer dan eens spreekt hij daarmee het politieke bewustzijn van de kijker aan, zoals in 1990 met Hidden Agenda, waarin Loach de corruptie en wetteloosheid binnen de Engelse geheime dienst in Noord-Ierland toont. Ook al werd deze film op het toenmalige filmfestival van Cannes plagerig omschreven als de I.R.A.-inzending, hij sleepte wel de speciale juryprijs in de wacht. In het dik twee uur durende politieke drama The Wind that Shakes the Barley ontvouwt Loach nu een van de belangrijkste hoofdstukken uit de geschiedenis van Ierland.




The Wind that Shakes the Barley schetst hoe in de zuidelijke plaats Cork boeren en arbeiders in vrijwillige guerrillagroepen de Britse bezetters proberen te weerstaan. Enkele jaren eerder, tijdens de mislukte Paasopstand van 1916, streden de Ieren voor het eerst grootschalig tegen de Engelse gezaghebbers. De Engelse kroon zag toen niets in een onafhankelijke Ierse republiek en formeerde direct een flink leger van soldaten en politieagenten die in no time de opstand de kop indrukten en honderden Ieren executeerden. Ken Loach laat zijn film beginnen in de zomer van 1920 als enkele inwoners van Cork na een sportpartijtje worden beschuldigd van samenscholing. De Engelsen gaan tekeer en slaan een van de Ieren dood.




Daarmee is de maat vol voor de mannen uit Cork. Ze besluiten tot actie over te gaan en de Engelse gezagsdragers uit te schakelen. Eén van hen, de veelbelovende student Damien, staat echter net op het punt om in Londen stage te gaan lopen. Hij is een verstandelijke jongen die veel geeft om woorden en idealen, maar niets op heeft met gewelddadige actie zoals zijn oudere broer. Als Damien vlak voor zijn vertrek getuige is hoe Engelse soldaten een machinist en conducteur neerslaan, is ook voor hem de grens bereikt. Hij sluit zich aan als activist en vecht zij aan zij met zijn militante broer. Na vele doden aan beide kanten wordt in 1921 onverwachts de Ierse vrijstaat uitgeroepen. Het zuidelijk deel is onafhankelijk terwijl het noordelijke deel Brits blijft. De onafhankelijkheidsstrijders raken nu onderling verdeeld over de te volgen koers en komen tegenover elkaar te staan.




Het is oorlog in Ierland, zoveel is direct duidelijk in dit intense portret van de Ierse mannen en vrouwen die tot hun laatste snik vechten voor het ideaal van een vrije Ierse republiek. Ken Loach schets een ruw en negatief beeld van de strijd tegen de Britse bezetters met een constant dreigende sfeer en een bijna totaal gebrek aan schoonheid. Het landschap is kaal, de mannen zijn ruw en de doden vallen bij bosjes. Nooit is er rust, nimmer is de strijd afwezig. De heldhaftigheid van de Ieren wordt nergens heroïsch gemaakt, want de prijs is te hoog. Alhoewel Loach de strijd eenzijdig vanuit Ierse kant belicht en de Engelsen eendimensionaal slecht neerzet, kiest hij geen kant door te laten zien dat de gewelddadigheden pijnlijk zijn en nooit bevrijdend. The Wind that Shakes the Barley is dan ook beslist geen anti-Britse film, omdat je gaandeweg steeds feller geconfronteerd wordt met het besef dat ook voor een sympathiek ideaal het benodigde bloedvergieten wreed en onmenselijk is.

(i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: A-Film)

03 augustus 2006

DoodEind

Regie Erwin van den Eshof Speelduur 89 minuten Cast Victoria Koblenko, Anniek Pheifer & Everon Jackson Hooi Jaar 2006







Het gaat goed met de horrorfilm. Bijna maandelijks gaat er wel een horrorfilm van meestal Amerikaanse of Aziatische makelij in première in de Nederlandse bioscopen. Het zal weinigen ontgaan zijn dat er ook een frisse wind is gaan waaien door de Nederlandse genrefilm. Sinds een aantal jaren hebben (amateur)filmers zich met enthousiasme, vele vrijwilligers en liters nepbloed op de nederhorror gestort. Nog dit jaar krijgen drie vaderlandse horrorfilms een heuse bioscooprelease, waarvan Doodeind nu de eerste is. Op het aankomende Nederlands Film Festival in september zullen vervolgens nog SL8N8 en Horizonica in première gaan, waarmee een goed begin is gemaakt voor een hopelijk lange reeks volwassen polderhorror.




Bloedserieus is het geworden, deze eerste lange speelfilm van Erwin van den Eshof en Nick Jongerius. Ze studeerden beiden in 2003 af aan de Filmacademie om eind 2004 al te beginnen aan hun eerste lange speelfilm. Op basis van een zelfgeschreven verhaal maakten de twee een korte preview om financiers aan te trekken. Vanaf het moment dat ze een productiebedrijf bereid vonden en ook muziekzender TMF steun toezegde, ging het balletje rollen. Twee jaar later zit het werk er op en gaat hun debuut Doodeind draaien in twaalf kopieën. En ze mogen tevreden zijn met het resultaat van deze eerste mediumbudget nederhorror van het jaar, want het is een effectieve griezelfilm over een spookhuis in Schotland geworden.

In een korte proloog zien we hoe in het achttiende-eeuwse Schotland een vrouw levend wordt verbrand terwijl ze haar kind wil redden. Direct daarop dendert een geel busje door het Schotse bos met daarin zeven jeugdvrienden. Het is inmiddels 2005 en de zeven zijn op weg naar hun vakantiebestemming. 's Avonds maken ze in het bos een kampvuurtje en vertellen verhalen over vroeger. Lang duurt de gezelligheid niet, want ze worden plotseling aangevallen door twee agressieve rottweilers. Ze gaan schuilen in een verlaten huis, waar het behoorlijk blijkt te spoken. Een voor een komen ze in contact met de vrouw des huizes, die weinig goeds in de zin heeft.




Het is van meet af aan duidelijk dat de makers geen geinige tienerfilm voor ogen hadden, zoals er de laatste jaren zoveel van zijn gemaakt. Wie wil er bijvoorbeeld nog herinnerd worden aan die mislukte doelgroepfilms Volle Maan of Feestje, waarbij de fout echt niet lag bij de soapsterrencast, maar gewoon bij het infantiele scenario en de slechte regie. Doodeind bewijst dat het ook anders kan. Na een korte introductie van de personages is dit namelijk meteen een volwassen, naargeestige horrorfilm zonder slappe humor of luchtige tussendoortjes. Alhoewel de film echte ‘gore’ ontbeert zijn de make-up en computereffecten overtuigend. Ook de geluidseffecten en montage doen wonderen, en zijn met name in het eerste uur verantwoordelijk voor enkele prima schrikmomenten.



Als in het laatste gedeelte het verder niet bijster interessante verhaal de overhand krijgt, zakt Doodeind enigszins in. De langdradige ontknoping waarin soapster Alwien Tulner een centrale rol speelt, legt het af tegen de prima opgebouwde spanning daarvoor. Toch doet dat maar weinig af aan de effectiviteit van de horrorfilm waarmee Van den Eshof en Jongerius debuteren. Het is een prima startschot voor de nieuwe generatie nederhorror die net als Doodeind hopelijk gespeend blijft van de meligheid die zoveel Nederlandse films parten speelt.

(i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: RCV)

Sabah

Regie Ruba Nadda Speelduur 90 minuten Cast Arsinée Khanjian, Shawn Doyle & Fadia Nadda Jaar 2005







Sabah is een veertigjarige Canadese vrouw van Syrische afkomst. Hoe ze ook haar best doet, ze kan maar geen evenwicht vinden tussen de tegengestelde waarden en normen van haar Arabische achtergrond en die van het lossere, wereldlijke leven in Noord-Amerika. Onbaatzuchtig schikt ze zich van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat naar de wensen van haar bemoeizieke moeder en haar dominante broer die de financiën regelt en het gezin bestiert. Als Sabah tegen beter weten in verliefd wordt op een niet-moslim, staat haar leven op zijn kop.

In een knusse woning in Toronto worden aan tafel verhitte gesprekken gevoerd over de aanstaande uithuwelijking van Souhaire, het jongste meisje uit het gezin. Ze is een modern geklede, jonge moslima die zelf prima weet hoe ze haar leven inricht en zich hevig verzet tegen dat hele idee van uithuwelijking. Majid is als hoofd van de familie echter streng gelovig en steekt telkens weer een islamitisch stokje voor de vrijzinnige ideeën van Souhaire. Na de dood van hun vader nam hij als oudste zoon diens taken over en voert sindsdien een strakke regie waarover geen discussie mogelijk is.




Hoewel Sabah sympathiseert met het verzet van haar nichtje Souhaire, is zij zelf nog lang niet zo ver. Haar hoofd en haar hart zeggen steeds iets anders en ze voelt zich al jaren gevangen tussen toewijding aan de Koran en dromen van persoonlijke vrijheid. Sabah wil voor alles een ongecompliceerd leven zonder van haar geloof af te stappen of uit de gratie te vallen bij de mensen van wie ze houdt. Onder invloed van Souhaire zet ze op een dag toch de eerste stap richting een ongebondener leven door te gaan zwemmen. Ze komt al tijdens de eerste lessen een leuke Canadese, niet-moslim man tegen. Een bestaansrecht heeft hun liefde niet, dus spreken ze af in het geniep en worden verliefd.




De boodschap ligt er dik bovenop in Sabah. Alle voor de hand liggende thema’s rondom de problematiek van het moslim-zijn in een westers land worden netjes behandeld met een lach en een traan, waarbij de film overduidelijk predikt voor de gulden middenweg als routekaart voor succes. Regisseuse Nadda legt met een voor de hand liggend script uit dat het niet nodig is om je geloof volledig achter je te laten, maar dat je met behoud van een geloofsovertuiging ook kunt kiezen voor zelfontplooiing binnen een minder radicale definitie van dat geloof.




Na vele korte lowbudgetfilms levert Ruba Nadda met Sabah een mild drama af over de hedendaagse problemen die moslims tegenkomen. De oplossingen die worden aangereikt, zie je van mijlenver aankomen en het script wordt nergens scherp of onderscheidend. Onder de financiële hoede van filmer Atom Egoyan, wiens vrouw Arsinée Khanjian de hoofdrol speelt, was de klus in twintig draaidagen gepiept met een relatief kleine crew. In combinatie met de milde, correcte toon levert deze kleinschalige opzet een film op die nogal veel weg heeft van een televisiefilm waarin voor het reclameblok een groot probleem wordt aangesneden, dat daarna snel wordt afgeraffeld. Vriendelijk en onschuldig maar ook wat te gemakkelijk.

(i.o.v. Filtmtotaal, copyright pictures: Cinemien)