Songs from the Second Screen

30 april 2006

Overzicht Recensies

Scroll naar beneden voor recensies van:



  • Three Times (2005)


    • Langer licht (2006)




    • Transamerica (2005)




    • Dark Horse (2005)




    • Tiger and the Snow (2005)




    • Cremaster Cycle (1994-2002)




    • Virgin (2004)


      • 27 april 2006

        Three Times

        Regie Hou Hsiao-hsien Cast Chang Chen, Shu Qi & Di Mei Speelduur 132 minuten Jaar 2005








        De enorme waardering voor het werk van de Taiwanese regisseur Hou Hsiao-hsien (1947) liegt er niet om. Hij wordt een van de belangrijkste hedendaagse filmers genoemd en zijn werk heeft vele, vele prijzen gewonnen. Op het International Film Festival Rotterdam hebben in de afgelopen twintig jaar maar liefst tien films van deze meester gedraaid, en een flink aantal is uitgebracht door Nederlandse distributeurs als Cinemien, Paradiso en het Filmmuseum. Toch zullen velen nog nooit van Hsiao-hsien hebben gehoord. Titels als City of Sadness of The Puppetmaster zijn artistiek dan wel grote successen gebleken, maar hebben het grote publiek niet echt bereikt. Hopelijk kan Three Times daar verandering in brengen. Aan het thema zal het niet liggen.



        De Tijd voor Liefde. Dat is de titel van het segment waarmee Three Times begint. In een biljartlokaal midden jaren zestig hangen wat jongvolwassenen rond en spelen een potje biljart. Het liedje Smoke Gets in Your Eyes van The Platters creëert een gevoel van melancholie dat perfect past bij de landerigheid van de biljartscènes. Eén van die biljarters is de soldaat Chen. Hij ziet wel iets in gastvrouw May, maar kan niets met haar beginnen omdat hij moet vechten aan het front. Chen komt echter terug van de oorlog en gaat op zoek naar zijn grote liefde, die inmiddels in een andere stad is gaan werken. Na lang zoeken vindt hij May juist voordat hij zich weer moet melden voor een nieuwe dienst aan het front. Hou Hsiao-hsien kan er sfeertechnisch geen genoeg van krijgen en gooit er ook nog eens Rain and Tears van Aphrodite's Child in, en herhaalt dat nummer doodleuk twee keer, zodat melancholie stilletjes aan toch echt plaatsmaakt voor ergernis. Gelukkig is de ontmoeting van Chen en May in het prachtig uitgelichte biljartlokaal zo mooi verbeeld met haar kinderlijke, zenuwachtige gedraai dat de muziek daar onmogelijk nog roet in kan gooien.



        Het tweede segment is getiteld De Tijd voor Vrijheid, en speelt zich af in 1911. De biljartzaal heeft plaatsgemaakt voor een sjiek onderkomen met een heer, een courtisane en enkele hooggeplaatste gasten. We horen subtiel pianospel in plaats van geluid, en de dialogen zijn zichtbaar gemaakt door tussentitels. De vrouw en heer worden gespeeld door dezelfde acteurs als in het eerste gedeelte, maar hier is hun liefde minder openbaar en zelfs niet wederzijds. Hij praat slechts over de bevrijding van de koloniale aanspraken van Japan (Taiwan werd in 1895 een kolonie van Japan, dat zij na het verlies van W.O.II terug moesten geven aan China) en heeft geen oog voor haar zorgen en liefde. De aandacht voor details maakt dit tweede segment een lust voor het oog. Jammer is het bijna totale gebrek aan sturende narratie en daardoor duidelijkheid, zodat het een wel erg moeilijk te volgen vertelling wordt. Tot vlak voor het einde is het gehele tweede stuk in slowmotion gefilmd en ook dat levert, zoals de muziek in het eerste segment, een stroperigheid op die het niet verdient. Als Hou Hsiao-hsien op het einde ineens geen gebruik meer maakt van de slowmotion en wel geluid en dialoog laat klinken, is het onduidelijk waarom: als symbool voor de veranderende politieke situatie, de liefdesaffaire of allebei?



        Het contemporaine gedeelte waarmee het drieluik wordt afgesloten heet De Tijd van de Jeugd en speelt zich af in Taiwan's hoofdstad Taipei. In deze moderne miljoenenstad draaien Zhen en Jing steeds om elkaar heen zonder daadwerkelijk voor elkaar te kiezen. Zij heeft een lesbische vriendin die ze tekort doet, en hij is meer bezig met fotografie dan met wat anders. Het in Three Times steeds terugkerende thema van aantrekking en afstoting krijgt in dit derde segment een iets te nadrukkelijk en oppervlakkig jasje. Zo is de nachtclubscène waarin Jing een flauw liefdesliedje zingt terwijl ze constant gefotografeerd wordt door aanbidders te doorzichtig. Dit derde deel moest op diverse festivals de grootste kritiek verduren. De reden dat de meeste kijkers hier moeite mee hadden, zou best iets te maken kunnen hebben met de volgorde en de lengte van de gehele film. Op zichzelf staand is namelijk niet het derde maar het tweede deel het zwakst. Het in 1911 afspelende liefdesverhaal is zo kunstmatig, onduidelijk en overgestileerd dat Hou Hsiao-hsien daar beter mee had kunnen beginnen, en zijn drieluik chronologisch op moeten bouwen. De overtuigende energie en lichamelijke aantrekkingskracht van het slotstuk zou beter hebben gewerkt als het volgde op het deel uit 1966, waarin de geliefden elkaar maar heel even hebben om elkaar meteen weer los te laten.



        Geslaagd kan je Three Times dan ook zeker niet noemen. Er had veel meer ingezeten als Hou Hsiao-hsien minder middelen en meer vaart had gebruikt om zijn pointe te maken. De uitgestelde ontmoeting van Chen en May in de biljartzaal waarmee het eerste gedeelte eindigt, is het hoogtepunt van de drie delen. Op dat stukje pure cinema drijft de film een tijd, maar niet tot het einde. Aan de wat berekenende filmstijl ligt dit niet, want die past perfect bij de vorm en het thema. Ook de keuze voor acteurs en de locaties getuigt van een heel scherp cinematografisch inzicht. Het is misschien uiteindelijk gewoon een te groot project voor Hou Hsiao-hsien gebleken, waarin hij zich verkeken heeft op de broodnodige structuur die zo'n drieluik moet binden om de aandacht van de kijker vast te houden. Kleiner is beter, zo blijkt.

        (i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: Filmmuseum)

        20 april 2006

        22nd Amsterdam Fantastic Film Festival

        Meezingen met de cultfilm The Rocky Horror Picture Show, je eigen werk voorleggen aan filmveteraan Roger Corman of de hele nacht griezelen tijdens de traditionele Night of Terror? Dit alles en nog veel meer is mogelijk dankzij festival directeur Jan Doense en zijn team, die de hoofdstad een volle week zullen omtoveren tot de capital of terror: het 22ste Amsterdam Fantastic Film Festival trekt van 19 tot en met 26 april de zombies uit hun graven, de vampiers in het daglicht en de windselen van de mummies. Het festival vindt plaats in de Melkweg, filmtheater de Uitkijk en de Filmmuseumlokaties Cinerama, Capypso en Vondelpark.



        Vanaf de eerste editie van het toen nog Weekend of Terror getitelde horrorfeest in 1984 is het uitgegroeid tot een volwassen festival dat ruimte biedt aan alles wat met horror, fantasy en subversieve cinema te maken heeft. Ook worden er ieder jaar awards uitgereikt. De beste lange en kort fantastische film worden beloond met een Méliès Award, met vorig jaar de terecht winnaar Calvaire van Fabrice du Welz, de Lifetime Achievement Award, waarmee voorafgaande jaren onder andere filmmaker Lloyd "Troma" Kaufman en giallo-filmer Dario Argento werden onderscheiden. De slagroom op de horrorpudding wordt steevast geleverd door de uitreiking van de publieksprijs de Silver Scream Award voor de beste film van het festival.

        Het programma wordt woensdag 19 april officieel geopend met de vertoning van de Brits-Amerikaanse fantasyfilm Mirrormask, waarna iedere dag op de diverse lokaties films te zien zijn uit een achttal programmaonderdelen. Naast het hoofdprogramma met Nederlandse premières van onder andere The Hills Have Eyes en de horrorkomedie Slither zijn er ook vertoningen in het kader van de speciale gast Roger Corman, een selectie van korte, fantastische films en een heus jeugdprogramma met screenings van onder andere Jim Henson's The Dark Crystal en E.T. van Spielberg.



        Volg van 19 tot en met 26 april alles op de speciale AFFF-pagina's van Filmtotaal met dagelijkse filmtips, recensies en een interview met festival directeur Jan Doense.

        (i.o.v. Filmtotaal, m.m.v. Jan Doense, copyright picture: AFFF & Mike Harris)

        Langer Licht

        Regie David Lammers Cast Raymond Thiry, Dai Carter & Rian Gerritsen Speelduur 85 minuten Jaar 2006







        Het succesvolle samenwerkingverband 'De Oversteek' van de VPRO en het Filmfonds brengt nu zijn vierde en laatste film in roulatie: Langer Licht van David Lammers. Dit debuut completeert de serie die verder bestaat uit Guernsey, Diep en Het zwijgen. Ook Lammers heeft een sterke, heel eigen invulling gegeven aan het thema 'verlies van identiteit in een veranderd Europa', waaraan de films in deze derde editie van het samenwerkingsverband moesten voldoen

        David Lammers begon zijn carrière vijf jaar geleden voorbeeldig met het winnen van een Gouden Kalf voor zijn afstudeerfilm De laatste dag van Alfred Maassen. In zijn officiële debuut laat hij nu opnieuw zien dat hij met een beperkt budget in staat is om een heel eigen filmisch universum te creëren op het witte doek. Met een uitgebalanceerde, rustige beeldtaal dompelt Lammers de kijker anderhalf uur onder in het lome gevoel van een schijnbaar eeuwigdurende zomervakantie.



        In stadsdeel Amsterdam-Noord is niets te doen, en de dagen duren maar en duren maar. De boksschool van Lucien is gewoon open, want de meeste kinderen gaan toch niet op vakantie. Ze hangen wat rond, gaan met het pontje over het IJ of brengen een bezoekje aan de afhaalchinees. Lucien is een stugge, autoritaire man, die zijn kinderen meer dan alleen boksen bij wil brengen. Ze moeten zowel in de ring als in de maatschappij op twee voeten kunnen blijven staan. Hij ramt de discipline er met de harde hand in waardoor zijn dojo soms meer weg heeft van een Glen Mills-school dan een sportschool. Thuis is hij niet anders, en voedt zijn zoon Mitchel op als een koude generaal. Toch staat er zowel thuis als in de dojo die zomer iets op knappen. Het onverwerkte verleden dient zich aan en eist meer dan Lucien hem lief is.

        David Lammers stuurt de blik van de kijker heel bewust door bijna de gehele film de voor- of achtergrond onscherp te laten, zoals de gebroeders Dardenne (Rosetta, Le Fils) dat veelvuldig doen. Dit stijlmiddel creëert in combinatie met close-ups een sterke nadruk op de gezichten van de personages, omdat de kijker nu eenmaal maar één beeldvlak scherp ziet. De gezichtsuitdrukking wordt daardoor enorm uitvergroot, waarvan vooral Raymond Thiry geweldig gebruik maakt om de ingehouden woede van zijn personage Lucien invoelbaar te maken. De onvermijdelijkheid van de uitbarsting tussen vader en zoon geeft de film een prettige, dreigende ondertoon. De muziek is daarbij een prima ondersteuning van die dreiging onder de loomheid: de wereld lijkt even stil te staan, maar er broeit van alles.



        Verder dan het stijlmiddel van de close-up gaan vergelijkingen met het hard realistische werk van Jean-Pierre & Luc Dardenne overigens mank. Daar is Lammers een te groot estheet voor, die een scène als een schilderij voor zichzelf laat spreken. Soms lijkt hij zich daarin wat te verliezen, als vooral in de tweede helft de plaatjes voorrang krijgen boven het verhaal dat hij vertelt. Langer Licht is een sterk geacteerde, wat hermetische verbeelding van enkele broeierige zomerdagen in Amsterdam-Noord geworden, die op het Filmfestival Rotterdam weliswaar naast de Tiger Award greep, maar wel degelijk een groot publiek verdient.

        (i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: 1MoreFilm)

        Transamerica

        Regie Duncan Tucker Cast Felicity Huffman, Kevin Zegers & Graham Greene Speelduur 103 minuten Jaar 2005








        Iedereen in zijn omgeving raadde debuterend regisseur Duncan Tucker aan om de rol van transseksueel Bree Osbourne door een man te laten vertolken. Echter, omdat het personage al een jarenlang traject van hormoonbehandelingen en plastische chirurgie heeft ondergaan, was Tucker terecht huiverig dat een man in vrouwenkleding niet zou overtuigen. Het leek hem dan ook aannemelijker om een vrouw dit personage te laten spelen. Voor desperate housewife Felicity Huffman de taak om als vrouw een man te spelen die een vrouw wordt. Ze slaagt hier glansrijk in en is er terecht voor bedolven onder de prijzen.



        Bree Osbourne heeft alleen nog de handtekening van haar therapeut nodig voor ze definitief vaarwel kan zeggen tegen haar verleden als man, als Stanley. Na jaren van hormoonbehandelingen, borstprothesen en stemtrainingen zal een geslachtsveranderende operatie haar metamorfose van man naar vrouw echt afronden. Ze heeft er lang voor gespaard en wil die ingrijpende final makeover zo snel mogelijk achter de rug hebben. Eigenlijk heeft Bree daarbij alleen steun aan haar therapeute, want ze is verstoten door familie en vrienden, en heeft geen ex-vrouw of kinderen om rekening mee te houden. De ochtend voor het gesprek met haar therapeut en slechts een week voor de geplande operatie wordt ze gebeld door de zeventienjarige Toby, die op zoek is naar Stanley, zijn vader.

        De jongen blijkt Bree's zoon te zijn uit een ver studentenleven en de therapeut dwingt haar om in ieder geval kennis met de jongen te maken. Ze geeft pas haar akkoord aan de operatie als Bree emotioneel stabiel blijft na de confrontatie met haar zoon. Teleurgesteld, maar vastberaden om op tijd terug te zijn voor de operatie reist Bree naar New York, waar ze schrikt van wat ze aantreft. Toby is geen ideale verloren zoon, maar een stugge, drugsgebruikende jongen die zijn lichaam op straat verkoopt. Bree zwijgt over hun bloedband en stelt zich voor als een Christelijk hulpverlener.



        Vastberaden om Toby van de straat en de drugs af te helpen, besluiten ze om richting Los Angeles te gaan. De jongen wil daar zijn echte vader Stanley opzoeken en het gaan maken als pornoacteur. Om dit scenario af te wenden en toch iets te betekenen voor de jongen, besluit Bree hem af te zetten bij zijn stiefvader. De autorit die ze samen dwars door Amerika maken is voor beiden een kans om te reflecteren op wie ze zijn en wat ze van het leven verwachten. Als tegenpolen beginnen ze aan de reis waarin zal blijken dat hun karakters meer overeenstemmen dan ze dachten. Ze komen er samen achter dat familiewaarden het belangrijkste in het leven zijn.

        De spanningsboog die gedurende de reis de aandacht van de kijker vast moet houden is de lang uitgestelde reactie van Toby op de ware identiteit van Bree. Dit op zich moedige uitgangspunt van Transamerica wordt in het script jammer genoeg te losjes uitgewerkt. Terwijl vooral de kwestie van de (trans)seksualiteit in beginsel aanleiding geeft tot een scherp stuk over ethiek, sociale acceptatie en seksuele identiteit blijft het verhaal opvallend degelijk en oppervlakkig. Het script richt zich zo sterk op de meer conservatieve waarden rondom familie en samenleving dat juist het subversieve karakter van het basisidee wordt afzwakt.



        De wisselwerking tussen Bree en haar zoon heeft veel te lijden van het weinig uitgesproken personage van Toby, die geleidelijk aan zo neutraal wordt neergezet dat je de interesse verliest. Juist de tegenstelling tussen hun personages zouden moeten leiden tot interessante inzichten. Vanaf het moment dat ze bij Bree's benepen, veel te dik aangezette ouders aankomen, zijn definitief alle scherpe kantjes verdwenen ten faveure van oppervlakkige feelgood-komedie. Transamerica wil misschien teveel van alles zijn, waardoor uiteindelijk alleen de ijzersterke acteerprestatie van Felicity Huffman de vlakke film overeind moet houden. Maar de verbazingwekkende manier waarop zij gestalte geeft aan dit curieuze, introverte personage maakt van Transamerica toch iets om niet te missen.

        (i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: A-Film)

        13 april 2006

        Dark Horse

        Regie Dagur Kári Cast Jakob Cedergren, Tilly Scott Pedersen & Nicolaj Kopernikus Speelduur 109 minuten Jaar 2005







        Na het eigenzinnige debuut Nói Albínoí over Nói, een albino misfit en miskend genie, komt de IJslandse regisseur Dagur Kári terug met een opnieuw zeer origineel en tragikomisch pareltje. Dark Horse is een in zwart-wit geschoten film over een verliefd stel dat de gebruikelijke paden niet kan of wil bewandelen, en waarvan je je afvraagt of ze ooit geaccepteerde leden van de maatschappij zullen worden. Het zijn sympathieke anti-helden zoals Nói, die je het beste gunt, maar misschien toch liever niet in je naaste omgeving hebt. In Kári's nieuwste volgen we de onnavolgbare wegen van de kunstenaar Daniel en het eigenzinnige meisje Franc in Kopenhagen. Ze lopen al direct tegen een aantal persoonlijke problemen op, zodat ze gedwongen worden om het leven wat serieuzer te nemen als ze samen willen blijven.

        Daniel is een wereldvreemde, eigengereide kunstenaar die zijn brood verdient met het in opdracht spuiten van graffiti-liefdesverklaringen. Zijn vriend Roger is een meer selfmade man. Door hard te werken wil hij hogerop komen, en staat met die instelling lijnrecht tegenover Daniel, die zich nooit ergens om bekommert. Als ze beiden vallen op hetzelfde dromerige meisje van de bakker, bedenkt Roger direct een goed plan en komt de volgende dag terug met gekamde haren en een bosje bloemen. Daniel laat het gewoon gebeuren en wordt tot grote ergernis van zijn beste vriend al snel versiert door het meisje Franc(esca). Vanaf dat moment is het echter afgelopen met het onverantwoordelijke leventje van Daniel, en neemt Dark Horse een andere wending.



        De flierefluitende kunstenaar krijgt het ineens zwaar voor de kiezen, want voor hij het weet, gooit zijn huisbaas hem op straat, krijgt hij fikse ruzie met Roger en wordt bovendien door de politie opgepakt tijdens een graffiti-klus. De rechter die hem veroordeelt tot een werkstraf blijkt een maatschappelijk succesvolle man, maar privé doodongelukkig. Vanaf dat moment functioneert de rechter als tegenhanger van Daniel. Terwijl de rechter besluit om het sociaal geaccepteerde leven achter zich te laten door zijn baan op te zeggen en zijn gezin te verlaten, wordt Daniel juist gedwongen om deel te nemen aan het volwassen bestaan. De een stapt erin, de ander er juist uit. Bij beiden blijkt echter dat wat je achterlaat, uiteindelijk altijd weer op je bord terug belandt.

        Dark Horse wordt naar het einde toe minder anekdotisch en meer serieus van toon. De spitse dialogen blijven gelukkig onveranderd komisch, en houden de soms tragische gebeurtenissen licht en verteerbaar. Zo reageert Daniel op het onverwachte nieuws dat Franc zwanger blijkt met de zin: "Ik kan helemaal geen vader zijn, want ik weet niet eens wie de premier is." De originele filmstijl wordt gekenmerkt door precies afgemeten, grofkorrelige zwart-wit beelden van excentrieke personages in verstilde interieurs. Dit tweede werk sluit wat stijl en thematiek betreft naadloos aan op het debuut Nói Albínoíwaarin met dezelfde observerende blik de tragiek van de onaangepaste mens werd belicht. Overigens verzorgde de regisseur voor beide films met zijn band slowblow de uitstekende soundtracks.



        Naar eigen zeggen wilde de tweeëndertigjarige Dagur Kári nu geen sterk plotgedreven verhaal vertellen, maar liever een serie situaties laten zien waaruit nog een soort onschuld straalt. Dat is deels gelukt: Dark Horse bestaat uit prachtig vormgegeven en puntig geschreven tragikomische situaties die samen zijn gebracht in twaalf getitelde sequenties. De pogingen die gedaan zijn om deze losse delen uiteindelijk toch te verbinden tot een meer plotgericht eindresultaat zijn iets minder succesvol. Vooral het opvoeren van het personage van de rechter is een overbodige, kunstmatige ingreep om meer structuur aan te brengen. Nu is de film als geheel net niet zo goed als het had kunnen zijn, maar nog altijd een waardige opvolger van zijn ijzersterke debuut.

        (i.o.v. Filmtotaal, copyright picture: BFD)

        Tiger and the Snow

        Regie Roberto Benigni Cast Roberto Benigni, Jean Reno & Nicoletta Braschi Speelduur 114 minuten Jaar 2005







        De schaamteloosheid voorbij: Roberto Benigni komt terug met wederom een slapstickfilm tegen de achtergrond van een oorlogsgebied. In het schromelijk overschatte La vita è bella plaatst Benigni na vijftig minuten slappe komedie de hoofdrolspelers in de setting van een heus concentratiekamp, waarin de slapstick onverminderd verder gaat. Natuurlijk raakt het je, want daar is het per slot van rekening wel het decor naar. Helaas zagen velen dat aan voor kwaliteit en kon deze wansmakelijke tranentrekkerij op een enorme populariteit rekenen. Tien jaar later is Benigni terug met dit zelfde vieze recept, waarbij de holocaust is vervangen door Irak, waar nu nog dagelijks vele tientallen doden vallen. Een functionele setting voor een kloddertje slapstick hier en een dikke vette mokerslag kwijlerig sentiment daar.



        Roberto Benigni is Attilio, dichter en docent poëzie aan de universiteit van Rome. Attilio droomt al jaren van een huwelijk met de liefde van zijn leven, maar zij ziet hem helaas niet zitten. In zijn slaap wordt Attilio geplaagd door een steeds terugkerende droom waarin Vittoria op hem wacht bij het altaar, maar hij alleen zijn onderbroek aan heeft. Hihihaha. Pluspuntje is dat we niemand minder dan Tom Waits piano zien spelen, maar helaas loopt het geluid totaal niet synchroon met het beeld, waardoor ook dat lichtpuntje wordt gesmoord. Eenmaal wakker geworden, is hij thuis bij zijn twee dochters, die hij steeds allerlei 'gekkigheid' wijs maakt. Als hij niet thuis of op zijn werk is, loopt de dichter onophoudelijk achter zijn droomvrouw aan, waarbij Benigni helemaal los kan gaan met zijn klunzerig gedrag, snelle babbel en verstrooidheid. Aan deze dromerige, met poëtische teksten verluchtigde periode komt echter een einde als Vittoria gewond raakt in Irak.

        Irak, zei u? Ja, want ze schrijft namelijk een biografie over een in Parijs woonachtige Irakese dichter, gespeeld door Jean Reno, die bij het uitbreken van de oorlog terugkeert naar zijn vaderland. Zij volgt hem als biografe en raakt op de eerste dag ernstig gewond. Als Attilio hoort dat Vittoria betrokken is geraakt bij een bombardement begint het Benigni-circus van voren af aan met zijn specialiteit van de zogenaamde mistaken identity, die hij al zo vaak eerder gebruikt. Dit maal doet hij zich onder andere voor als chirurg van het Rode Kruis om het land binnen te komen. En ja hoor: met de lach aan zijn kont omzeilt hij in plaats van de gaskamers nu heuse mijnvelden en bombardementen.



        Tussen portretten van Sadam Hoessein door doet de dichter in Irak zijn best om het leven van Vittoria te redden door alles om hen heen positief te benaderen. De boodschap van hoop en de bekende goed-weer-show uit Benigni's La vita è bella wordt hier opnieuw schaamteloos opgediend alsof we zijn holocaust-slapstick al zijn vergeten. Het verbaast dan ook niet dat de film enorm veel tijd uittrekt voor de scènes rondom het ziektebed, waardoor Vittoria in totaal een dik uur op sterven ligt. Want die tranen moeten natuurlijk wel blijven komen bij de kijkertjes.

        Van Bagdad komt The Tiger and the Snow natuurlijk weer terug in Italië, en zoals bij zijn bedroevende voorloper is ook nu de aansluiting tussen de delen van de film slecht uitgevoerd. Het zijn hier drie verschillende episodes geworden, die samen geen goed verteld verhaal opleveren. Deze ongemakkelijke mix van realisme en slappe komedie is belegen en verdient geen navolging. Laat staan door dezelfde regisseur en acteur. Wat volgt in vredesnaam op deze film: slapstick in de verwoeste dorpen van Rwanda? Lekker dollen in de ontruimde Gazastrook? Van deze onderbroekenlol houd ik in ieder geval een hele slechte smaak over. Hopelijk houdt Benigni het hierbij en bouwt hij het niet uit tot een trilogie.

        (i.o.v. Filmtotaal, copyright picture: A-Film)

        06 april 2006

        The Cremaster Cycle

        Regie Matthew Barney | Cast Matthew Barney, Ursula Andress & Norman Mailer | Speelduur 400 minuten | Jaar 1994-2002




        n.v.t.


        Na acht jaar zit het werk van kunstenaar Matthew Barney er dan eindelijk op: The Cremaster Cycle is af. De vijf niet-chronologisch uitgebrachte delen vormen een staaltje overdonderende cinema dat zijn weerga niet kent. Zoals wel vaker bij eigenzinnige, grensoverschrijdende kunst, heeft dit werk de kunst- en filmwereld sterk verdeeld. De delen zijn nu afzonderlijk én als marathon te zien in het Filmmuseum te Amsterdam, dat de volledige cyclus heeft aangekocht voor hun collectie. Zes en een half uur goeddeels onbegrijpelijke visuele spierballerij met bizarre bijrollen voor oud-Bondgirl Ursula Andress, kunstenaar Richard Serra en drummer Dave Lombardo. The Cremaster Cycle is geen traditionele film, maar een serie van vijf kunstwerken, die beoordeeld moet worden als een filmisch project van een beeldend kunstenaar. Barney is naar eigen zeggen dan ook geen filmer, maar een beeldhouwer van beelden.

        De werkwijze van Matthew Barney, een voormalig student medicijnen en fotomodel, en thans woonachtig in New York met zangeres Björk, is voor de vijf delen steeds dezelfde geweest. Na vertoning van de op video geschoten film in musea, galeries en bioscopen organiseerde hij tentoonstellingen met objecten en foto's uit de film of er direct op geïnspireerd. Gelijktijdig verscheen er steeds een boek met beelden uit de film en tenstoonstellingen. Zo creëerde Barney een kunstwerk waarin verschillende disciplines worden gecombineerd tot een nieuw, overkoepelend werk, dat in kunstkringen wel een Gesamtkunstwerk wordt genoemd.

        De vijf delen vormen elk een representatie van een bepaald stadium in de seksuele differentiatie van het menselijke embryo. De titel Cremaster verwijst naar de gelijknamige spier in het mannelijke lichaam, die verantwoordelijk is voor het terugtrekken van de testikels wanneer het lichaam wordt geconfronteerd met kou of angst, en is daarmee het symbool voor het zakken van de testikels tijdens de embryonale ontwikkeling van een man. Cremaster 1 representeert het meest vrouwelijke stadium waarin de testikels nog niet zijn gezakt, en Cremaster 5 het meest mannelijke stadium, waarin de mannelijke seksualiteit volledig gedifferentieerd is. Barney bracht de vijf delen echter niet-chronologisch uit in de volgorde 4-1-5-2-3, en ze kunnen in iedere gewenste volgorde worden bekeken.



        De cyclus is voortgekomen uit zijn werk OTTOshaft uit 1992, en is van begin tot einde een strikt persoonlijke uiting van wat de kunstenaar zelf bezig houdt. De centrale thematiek is zijn fascinatie met de gelaagdheid van de mannelijke seksualiteit en de voorwaarde dat verandering ten grondslag ligt aan creatie. Steeds opnieuw zien we beelden van de dualiteit van de vernietigende maar ook scheppende kracht van het mannelijke lichaam. Zo zet Barney in Cremaster 2 een met pailletten bedekt zadel met de onderkant naar boven, waar omheen twee cowboys dansen: een zadel als symbool van agressieve, mannelijke energie wordt op z'n kop en blinkend als een discobol ineens een open, vrouwelijk object. Barney onderstreept deze synthese van het mannelijk en vrouwelijk element vervolgens nog eens door de dansende man (met zwarte hoed) en vrouw (met witte hoed).

        De cyclus begint met de in 1994 opgenomen Cremaster 4, waarin Barney als een tapdansende sater in de zee valt terwijl twee auto's naar elkaar toe racen als symbolen van opgaande en neergaande beweging. In het daaropvolgende eerste deel legt een vrouw gezeten in twee zeppelins druiven in een bepaalde volgorde. Beneden de zeppelins vormen tientallen vrouwen op een American-footballveld diezelfde formatie als de druiven. Overduidelijk is hier de symboliek van twee ballen hoog in de lucht, die de eerder genoemde vrouwelijkste fase representeren.

        Het vijfde deel speelt zich af in een Hongaars operahuis met Ursula Andress als een operazangeres terwijl op het podium Barney te zien is als een symbool van de gevallen, ego-gedreven mannelijkheid. Het tweede en sterkste deel is een strak opeenvolgende reeks krachtige beelden waarin de moordenaar Gary Gilmore centraal staat. De rol van deze als eerste ter dood veroordeelde Amerikaan na de herinvoering van de doodstraf in 1976 wordt vertolkt door Barney zelf. Het derde en laatste deel speelt zich af in de Chrysler toren en is veruit het langste en meest narratieve deel van de vijf. Gedurende de gehele lengte rijden een vijftal auto's een oude Chrysler langzaam in de prak en explodeert stukje bij beetje een Guinness bar bovenin de toren.

        In dit derde deel komt de filmische zwakte van Barney's werk het duidelijkst naar voren. Er is nauwelijks sprake van een spanningsboog en de montage bestaat uit harde cuts zonder noemenswaardige pogingen tot betekenisgevende parallellen. Bij een kort videowerk is dat zelden een nadeel, maar bij een dergelijk werk van drie uur vraagt de kunstenaar wat al te veel van zijn publiek. De kracht van deze afzonderlijke Cremaster 3 en van de cyclus als geheel lijdt niet alleen onder de vaak zielloze montage, maar ook onder de afmattende repetitie van de muzikale omlijsting. In ieder deel worden namelijk slechts enkele melodieën gebruikt, die tot vermoeienis toe worden herhaald.



        Na het zien van de gehele cyclus zullen enkele afzonderlijke beelden voor altijd op het netvlies gebrand blijven. Toch functioneren vooral de eerder tentoongestelde en gepubliceerde foto's en objecten als de meest krachtige symbolen, en blijkt het bewegende beeld niet altijd het beste medium voor Matthew Barney. De door hem gekozen vorm van video (alle vijf delen zijn op video opgenomen, variërend van Beta Sp tot High Definition waarna ze zijn opgeblazen tot 35mm film) werkt zowel in het voordeel als in het nadeel van de uiteindelijke kracht van zijn Gesamtkunstwerk. Zo zijn de bewegende beelden van de zeppelins vele malen krachtiger dan slechts de foto's, terwijl enkele andere beelden aan kracht inboeten in de zich eindeloos voortslepende sequenties. Het Filmmuseum heeft met deze aankoop hoe dan ook een opzienbarend hedendaags kunstwerk aan hun collectie toegevoegd, waarover het laatste woord nog lang niet is gezegd.

        (i.o.v. Filmtotaal, copyright picture: Filmmuseum)

        Virgin

        Regie Hanny R. Saputra | Cast Laudya Cinthya Bella & Ardina Rasti | Speelduur 110 minuten | Jaar 2004




        * 1/2


        Onderschat nooit het belang van je maagdelijkheid, hoe zwaar je het ook te verduren krijgt. Het lijkt een spreuk uit een laat-middeleeuwse tekst, maar is in werkelijkheid de tekst uit het openings- en slotlied van deze, als hip geafficheerde film uit Indonesië. In Virgin worstelen drie pubermeisjes in Jakarta zich door zo'n beetje alle problemen heen die in een gemiddelde soapserie worden uitgesmeerd over een heel seizoen: ongewenste zwangerschap, prostitutie, gescheiden ouders, overspel, roken, drinken, seksueel misbruik en een aanvaring met een lokale drugsbaron.

        Drie vriendinnen ontmoeten elkaar in een cafetaria om lekker bij te kletsen over jongens, muziek en mobiele telefoons. De jongste, meest recalcitrante van de drie heeft weinig geld, en denkt dat nodig te hebben om respect te krijgen. Ze besluit haar maagdelijkheid te verkopen zodat ze een mobieltje met camera kan aanschaffen. Vijf minuten later is het klusje geklaard door een vieze, oude vent op het toilet van het winkelcentrum. Vanaf dat moment gaat het bergafwaarts met de meiden en hun vriendschap. Ze komen terecht in een milieu van drank, drugs en prostitutie waar ze maar moeilijk bovenop kunnen krabbelen.

        Alsof de meisjes nog niet genoeg problemen hebben, gooit het soaperige scenario van Virgin er nog een schepje bovenop door hen een confrontatie te laten aangaan met een drugsbaron uit de onderwereld van Jakarta. Zijn auto is na een avondje uit onder hun verantwoordelijkheid gejat, en daar gaan de dames voor boeten. Gedrieën besluiten ze de auto terug te betalen, maar ja; hoe komen ze aan zoveel geld? Eén van de meisjes oppert doodserieus: "Verkoop dan op z'n minst je maagdelijkheid!". Gelukkig is het ondanks alle narigheid maar een kinderfilm, dus wordt het einde een vrolijke viering van kuisheid en onschuld. De les hier is dat je met vallen en opstaan wijs wordt en dat je seksualiteit je belangrijkste bezit is.


        Virgin presenteert zich als een hippe, stadse film en is met vaart gefilmd. Helaas is daar eigenlijk alles mee gezegd, want zelfs in een puberfilm als deze val je met een slecht geschreven scenario en matige acteurs al snel door de mand. Bovendien speelt de lengte de film parten, want het duurt maar en het duurt maar. Zoals veel films uit Indonesië mist Virgin een eigenheid en originaliteit die het echt onderscheidt van andere films. Ook op de laatste edities van het filmfestival van Rotterdam waren de Indonesische films kwalitatief niet sterk genoeg om echt mee te tellen in de internationale competitie. Maar hoe komt het nu eigenlijk dat er weinig kwalitatief hoogstaande films uit Indonesië komen?

        Filmmaakster Lulu Ratna zet zich al jaren in voor de onafhankelijke, Indonesische cinema, en schrijft dit probleem toe aan de historische dominantie van de gesproken overlevering in haar geboorteland: "De Indonesische film is vooral gebaseerd op de orale traditie, er is geen sterke visuele cultuur. Eigentijdse filmmakers en kunstenaars kunnen niet teruggrijpen op een lange filmtraditie zoals bijvoorbeeld in Japan en China." Het ontbreken van een historisch overgeleverde beeldtaal lijkt een plausibele verklaring voor het gebrek aan een eigenheid van de films uit Indonesië.


        Een hogere productie van eigentijdse makers lijkt dan de juiste weg, en gelukkig wordt er buiten de officiële paden al enige tijd steeds meer geproduceerd. Hopelijk zullen de Indonesische films een meer persoonlijke stempel ontwikkelen, waardoor ze zich ook internationaal kunnen laten gelden. Virgin is helaas nog een voorbeeld van cinema die is afgekeken van slechte, westerse voorbeelden. Op het CinemAsia Film Festival is de film opgenomen in het thema Young and Dangerous, en zal tot 19 april nog in het hele land te zien zijn.

        (i.o.v. Filmtotaal, copyright picture: CinemAsia)