Songs from the Second Screen
31 maart 2006
30 maart 2006
Dumplings
Regie Fruit Chan Cast Bai Ling, Miriam Yeung & Tony Leung Ka Fai Speelduur 91 minuten Jaar 2004
In 2004 maakten drie Aziatische regisseurs samen een horrorfilm bestaande uit drie korte films. Onder de toepasselijke titel Three Extremes werden daarmee de krachten gebundeld van Fruit Chan uit China, Takashi Miike uit Japan en Chan-wook Park uit Zuid-Korea. Met zijn veertig minuten durende segment Dumplings leverde Fruit Chan letterlijk op bijzonder onsmakelijke wijze kritiek op de morele grenzen die worden overschreden om mooi te blijven. Zijn visie op de moderne schoonheidscultus bleek erg effectief als horrorfilm, want het is een gatverdarrie-ervaring van de bovenste plank. Nu brengt Chan de volledige versie uit onder diezelfde titel. Na het zien van beide films blijkt het korte segment slechts een op horrormaatstaven gestoelde montage van de langere, minder effectbeluste versie te zijn. Wat overblijft is een redelijk toegankelijke film over een extreem smerig verschijnsel: een arthouse diner met een goed glas horror.
Fruit Chan is sinds zijn debuut in 1993 een chroniqueur van het underground Hong Kong te noemen. Zijn films zijn soms hard-realistisch en politiek geladen, maar altijd gestileerd en opzienbarend. Vooral Made in Hong Kong en The Longest Summer zijn wat dat betreft prachtige films. Beide zijn helaas nooit in Nederland uitgebracht, maar hebben wel op Europese festivals gedraaid. Zijn vorige film Public Toilet is zelfs mede mogelijk gemaakt door de Cinemart van ons eigen International Film Festival Rotterdam. Een distributeur is gelukkig wel gevonden voor Chans nieuwste, tevens uitgekozen als openingsfilm van de tweede editie van het CinemAsia Film Festival, dat als festival na 30 maart door het hele land zal touren.
In Dumplings speelt Bai Ling de jonge Mei, die eens in de zoveel tijd vanuit Hong Kong op en neer reist naar het vasteland. De in een lokaal ziekenhuis verkregen smokkelwaar gebruikt Mei als vulling voor haar dumplings, een soort gestoomde deegkussentjes met vulling die overal in China op de menukaart staan. Haar dumplings vullen echter niet alleen het hongerige buikje, maar gaan ook ouderdomsverschijnselen tegen. Ze is zelf het levende bewijs, want Mei heeft met haar strakke snoet naar eigen zeggen al bijna de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Voor haar succesrecept hebben vrouwen dan ook veel geld over, en zo ook de voormalige televisiester Qing. Het liefst wil zij voor altijd 20 blijven, al is het alleen maar om zo te zorgen dat haar rijke echtgenoot niet meer vreemd gaat.
Regisseur Fruit Chan doet niet geheimzinnig over de inhoud van de voedzame deegpakketjes door het al snel in alle bloederigheid te laten zien. De resterende tijd wordt gevuld met de langzame verslaving van Qing aan het eetbare medicijn, waar ze overigens weinig zichtbaar door veranderd. Onduidelijk is of de regisseur dat zo heeft bedoeld. Je kunt de niet-verjongende werking van de dumplings namelijk prima uitleggen als een idee-fixe van Qing in haar obsessie met haar uiterlijk, maar mogelijk heeft de dienstdoende grimeur zijn werk gewoon niet goed gedaan. Daar moeten we dus de novelle van Lillian Lee nog maar eens op naslaan.
Waar Fruit Chans eerdere films zich vooral afspelen in een stadse sfeer met veel donkere steegjes koos hij voor Dumplings voor de intimiteit van slechts enkele vertrekken. En wie is er geschikter om zo'n interieur te doen laten leven dan cameraman Christopher Doyle, bekend van zijn werk voor Wong Kar-Wai en Zhang Yimou's Hero. Ook hier gaat hij zich in de gedetailleerde verkenningen van de ruimte te buiten aan mooi gekadreerde wapperende gordijnen, fel getinte kleuren en een sterk benadrukte voor- of achtergrond. Een ander typisch Doyle-beeld is de weerspiegeling, die hij ook nu weer te pas en te onpas inzet. Aangezien dit beeld in Dumplings gelegitimeerd is als een symbool van de schoonheidscultus, struikel je over de werkelijk ontelbare shots van spiegels en ramen.
Dat de stijl van cameraman Doyle hemelsbreed verschilt van die van regisseur Chan is tegelijkertijd karakteristiek voor het enige echte minpunt van de film: het wordt nooit een eenheid, omdat er niet duidelijk wordt gekozen. Een echte horrorfilm wordt Dumplings bijvoorbeeld nergens, omdat de uitwerking van het -op zichzelf hoogst gruwelijke, maar direct verklapte- uitgangspunt te weinig wendingen neemt om echt interessant te blijven. Onduidelijk is ook of Fruit Chan mikt op de lach of op de gruwel. De overdreven krakende eetgeluiden en het medische amateurgehobby van Mei zijn eigenlijk precies even komisch als afschuwwekkend, maar laten de toeschouwer precies daarom toch wat koud. De kitscherige fotografie van Christopher Doyle staat de filmbeleving daarbij dan ook echt in de weg. Wat overblijft is een arthousehorror, die hoog scoort op de onsmakelijkheidsmeter, maar net zo goed scoort als brave Azië-cinema.
(i.o.v. Filmtotaal, copyright picture: CinemAsia Film Festival)
22 maart 2006
Het zwijgen
Regie André van de Hout & Adri Schrover Cast Vincent Croiset, Rosa Reuten & Huib Broos Speelduur 90 minuten Jaar 2005
Sinds 1998 steunen de VPRO en het Nederlands Fonds voor de Film jonge filmmakers die niet meer dan één uitgebrachte film op hun naam hebben staan. Na een uitgebreide selectie krijgen vier makers de mogelijkheid om een film te maken voor een budget van rond de 700.000 euro. De eerdere edities, getiteld Route 2000 en No More Heroes, leverden onder andere De Poolse bruid en Îles flottantes op. Vorig jaar kwam daar De Oversteek bij, waarvoor de aanvragen moesten voldoen aan de thematiek van het verlies van identiteit in een veranderd Europa. Uit de 138 aanvragen zijn uiteindelijk Guernsey van Nanouk Leopold, Diep van Simone van Dusseldorp, Het zwijgen van André van de Hout en Adri Schrover, en Langer licht van David Lammers uitgekozen. Met deze vier films is het initiatief van de VPRO en het Filmfonds zonder twijfel de meest geslaagde van de drie edities geworden.
Behalve het thema van verlies van identiteit moesten de aanvragen ook aan de eis voldoen dat de scenario's een lokaal karakter zouden waarborgen. Daarin zijn met name Langer licht en Het zwijgen ruim geslaagd. De film van David Lammers wordt over een maand uitgebracht als laatste van de vier films en portretteert één lange zomer in Amsterdam-Noord. Het scenario van Het zwijgen keert zich daarentegen weg van de grote stad en richt zich op het folkloristische verleden van de provincie Drente. In dit geval gaat het over de gezongen overlevering, waarmee tot een eeuw geleden de plaatselijke bevolking op de hoogte werd gebracht van nieuwtjes. Regisseurs Van de Hout en Schrover hebben na De arm van Jezus met hun tweede film een onalledaags moordmysterie afgeleverd.
Victor Dreisen (Vincent Croiset) vertrekt naar Drente om het door hem geërfde huis van zijn overleden oom op te knappen. Gehaaid als hij is, combineert Victor de opknapbeurt met een onderzoek naar Drente volksliedjes, waarmee zijn collega Heleen (Susan Visser) al enige tijd bezig is. Die liederen stammen uit het begin van de vorige eeuw en gaan over misdaden die destijds in de regio werden gepleegd. Aangekomen in de provincie wordt Victor niet bepaald met open armen ontvangen. Binnen de kortste keren krijgt hij het aan de stok met een aantal stugge Drentenaren en wordt er zelfs een afgehakte schapenkop tegen zijn deur gespijkerd.
Toch intrigeert het Victor en raakt hij steeds verder verwikkeld in het mysterie van de moordliederen. Als blijkt dat er een driedubbele moord in het huis van zijn oom is gepleegd, doet de onderzoeker er alles aan om de waarheid boven tafel te krijgen. Hij peinst er dan ook niet over om terug naar Amsterdam te keren als dat van hem wordt verlangd. Naast Vincent Croiset is Rosa Reuten te zien als schipper Geesje, die met haar kennis van de Drentse liedjes de moordplot gedoseerd vooruithelpt. Huib Broos speelt de eigenzinnige verzamelaar Wiegman en doet dat met volle overtuiging. De meeste bijrollen krijgen verder weinig ruimte om iets van hun rol te maken, wat vooral Susan Visser parten speelt.
Het zwijgen is een wonderlijke film geworden, die geen platgetreden paden bewandelt. Dat begint al bij de start van de film als gevonden filmmateriaal van de Drentse veengronden de verwachting schept van een realistische polderthriller. De makers gebruiken dat begin vervolgens effectief als vertrekpunt van een mysterieus moordverhaal, waaraan geen spoortje suffe Baantjer-logica te pas komt. Drente wordt hier bevolkt door een legertje vreemde snuiters, en regisseurs André van de Hout en Adri Schrover zetten heel overtuigend een eng sfeertje neer met een overvloed aan provinciaalse couleur locale. Zo benauwend als de Belgische bossen in Calvaire van Fabrice Du Weltz wordt het in Drente niet, maar Het zwijgen slaagt er in om het raadsel dat om de liederen hangt overtuigend neer te zetten.
(i.o.v. Filmtotaal, copyright picture: 1MoreFilm)
The Sun (Solntse)
Regie Alexandr Sokurov Cast Issey Ogata, Robert Dawson & Kaori Momoi Speelduur 110 minuten Jaar 2005
Op nieuwjaarsdag 1946 doet keizer Hirohito afstand van de keizerlijke claim op een goddelijke afkomst. Deze publiekelijke afgang is zijn prijs om niet berecht te worden voor oorlogsmisdaden. De Verenigde Staten hopen daarmee te bewerkstelligen dat hij als aanblijvend symbolisch leider de eenheid van Japan en de rust in de regio kan blijven waarborgen. Een veel bekritiseerd idee, omdat Japan onder zijn leiderschap de Tweede Wereldoorlog heeft gevoerd in een verbond met Duitsland en Italië. Verantwoordelijke voor het besluit Hirohito niet te berechten, is generaal Douglas MacArthur, de hoogst onderscheiden Amerikaanse militair ooit. Alexandr Sokurov verbeeldt in The Sun de dagen vlak voor en na Hirohito's oproep tot het einde van de oorlog en de rol die generaal MacArthur daarin speelt.
De laatste paar maanden van W.O. II leeft keizer Hirohito gescheiden van zijn vrouw in een bunker omringd door personeel en militairen. De Japanners verliezen steeds verder terrein en als de Amerikanen hun grondgebied hebben bereikt, is het einde nabij. Met gebogen hoofd erkent Hirohito op 15 augustus 1945 de nederlaag. De oorlog die zijn land is begonnen om de aanvoer van grondstoffen te waarborgen, is verloren en Japan likt zijn wonden. Sokurov verbeeldt Hirohito als een in zichzelf gekeerde, wereldvreemde man, maar ook als een ruimhartig verliezer. De keizer ziet heel scherp in dat er voor hem en voor zijn land niets meer te redden valt. Als opperbevelhebber MacArthur voorstelt om de keizer niet als oorlogsmisdadiger te berechten, ontsnapt deze daarmee aan de doodstraf en kan de rust in de regio bewaard blijven.
In Sokurovs eerdere films Moloch en Taurus worden Hitler en Lenin neergezet als gefrustreerde leiders en slechte verliezers. Ze willen of kunnen hun strijd niet opgeven, en trekken daarmee vele duizenden, misschien zelf miljoenen mensen met zich mee de dood in. Van de Japanse keizer creëert Sokurov een fictief beeld van een vriendelijke, deerniswekkende man die liever in zijn laboratorium zeefauna bestudeert dan zich daadwerkelijk met militaire zaken bezig te houden. Als Hirohito in gesprek met de Amerikaanse generaal in The Sun enigszins schaamtevol toegeeft dat hij het bevel tot de aanval op Pearl Harbor niet zelf heeft gegeven, lees je spijt in zijn ogen en geloof je hem op zijn woord.
Alhoewel Hirohito's regeerperiode (1926-1989) als langst zittende keizer in de geschiedenis van Japan bekend staat als de periode van verlichte vrede, is er natuurlijk meer aan de hand dan Sokurov laat zien. Vele miljoenen zien Hirohito namelijk niet als pleitbezorger van vrede, maar als belichaming van het kwaad. Over de precieze rol van de keizer in W.O. II is weinig gedocumenteerd, behalve dat duidelijk is dat hij in het laatste stadium zijn generaals probeerde te overtuigen de oorlog te beëindigen. Sokurovs verbeelding van Hirohito is een zeer persoonlijke, en moet niet worden gezien als een biografisch accurate. Zo schreef generaal MacArthur in zijn memoires dat de keizer de eerste Japanse gentleman was die hij ooit was tegengekomen, maar zien we hem in The Sun de keizer behandelen als een klein kind en hem bespelen als een marionet.
De voor Sokurov kenmerkende filmstijl drukt ook op The Sun een zware stempel. De kleurtonen zijn overwegend bruin, de belichting schaars en de acteursregie onvoldoende. De verstilde beelden van de knusse werkkamers en koude gangen in de bunker van Hirohito zijn prachtig gefilmd door Sokurov zelf. Visueel hoogtepunt is het schrikbeeld dat de keizer krijgt van de verwoesting van zijn land, waarin vliegtuigen de vorm aannemen van vissen. Zoals we gewend zijn, past Sokurov op dat soort momenten opzichtig computer gegenereerd materiaal toe en creëert daarmee een illusoire, droomachtige sfeer, waarin alles lijkt te kunnen gebeuren. Zoals in zijn eerdere films schijnt hij het middelmatige acteerwerk echter al snel goed genoeg te vinden, wat in het geval van The Sun tot matig uitgevoerde dialogen leidt tussen met name Ogata en Dawson. De ondeugdelijke dubbing werkt daarbij niet echt in hun voordeel.
Uiteindelijk is The Sun een mooi vormgegeven film geworden die aanzet tot nadenken. Misschien kunnen de drie portretten van Sokurov het beste worden gezien als een soort gedachten-experiment. Sokurov onderzoekt hoe de mens achter Hitler, Lenin en Hirohito zich, geconfronteerd met een dergelijke historische nederlaag, misschien zou kunnen hebben gedragen. Harde conclusies moet je er in geen geval aan verbinden over de daadwerkelijke politieke en militaire betekenis, want als er al conclusies worden getrokken, zijn die hier eerder psychologisch van aard. Zo bezien is het in The Sun minder een bezwaar dat Sokurov de keizer feitelijk teveel naar voren brengt als een beheerste poëet, als een klein kind die foto's van Amerikaanse filmsterren bewondert en zo graag op Charlie Chaplin wil lijken. De film bewerkstelligt met zijn opzet eerder een bezinning op de menselijkheid in juist die plekken waar je uit zelfbescherming liever geen licht ziet schijnen. En dat is een moedig streven.
(i.o.v. Filmtotaal, copyright picture: Filmmuseum)
17 maart 2006
Habana Blues
Regie Benito Zambrano Cast Alberto Yoel García Osorio, Roberto San Martin & Yailene Sierra Speelduur 110 minuten Jaar 2005
Zelf omschrijft de Spaanse regisseur Habana Blues als een romantische comedy. En als in de eerste scènes het ene na het andere kleurrijke personage wordt geïntroduceerd, lijkt het inderdaad verdraaid veel op een romcom uit te gaan draaien. Zeker als de oma van de leadzanger met een sigaar en glas rum in de badkamer haar tekst aan het inzingen is, verwacht je louter een feelgood-film met exotische locaties en goede muziek. Zambrano focust echter evenzoveel op de familieproblemen van hoofdrolspelers en de armoedige leefomstandigheden van Cuba, dat Habana Blues een prettige mengeling is geworden van muziek, couleur locale en klein, menselijk drama.
Waar Cuba lange tijd gelijk stond aan sigaren, armoede en een politiek steekspel met de Verenigde Staten, roept het dankzij Ry Cooder & Wim Wenders sinds enige jaren ook sterke associaties op met carribische muziek. In 1999 heeft Buena Vista Social Club over de hele wereld de ogen geopend voor een nog onbekend, kleurrijk Cuba door muzikanten te tonen die trots zijn op hun land en muzikale achtergrond. In Habana Blues wordt deze trots gekoppeld aan de hoop op een beter leven buiten Cuba. Die tweeslachtigheid is de kern geworden van Zambrano's eerste film na zijn succesvolle debuut Solas uit 1999. In tegenstelling tot het project van Cooder & Wenders figureert hier de jeugdige, meer underground muziek van het eiland, waaronder hiphop, alternative en heavy metal.
De band van zanger Ruy (Alberto Yoel García Osorio) en saxofonist Tito (Roberto San Martin) heeft zich ontwikkeld tot een geoliede groep muzikanten met een volwassen geluid, maar wacht al jaren op erkenning en een internationale doorbraak. Zo'n doorbraak zou betekenen dat ze naar het buitenland kunnen. En iedere Cubaan weet dat je eenmaal buiten de grenzen van Cuba veel gemakkelijker naar de Verenigde Staten kunt om je er te vestigen. Gelukszoekers die de V.S. via een illegale boottocht proberen te bereiken, bekopen dat namelijk maar al te vaak met de dood. Een tournee valt echter niet zomaar uit de lucht, en de bandleden realiseren zich dat ze eerst een platencontract zullen moeten bemachtigen. Als er twee Spaanse muziekproducenten in Havana zijn, gooien Ruy en Tito alles in de strijd om dat contract binnen te slepen.
De moeizame weg naar het platencontract vormt de rode draad van Habana Blues, en weerspiegelt de moeizame ontwikkeling van het eiland. Vooral Ruy en zijn vrouw Caridad (Yailene Sierra) hebben het niet gemakkelijk door hun scheiding en geldproblemen. Ze blijven bij elkaar voor de kinderen, maar financiële en relationele spanningen zetten hun dagelijks leven onder druk. Deze spanningen komen goeddeels voor rekening van Caridad, die onder constante stress leeft in het voor haar hopeloze Havana. Ruy en de jongens leven voor de muziek en spelen hun sores wel van zich af. Hun optimisme en trots houdt hen op de been totdat het tussen de twee bandleiders zelf misgaat.
Alle verhaallijntjes, die Habana Blues rijk is, komen samen als de uiteindelijke contractbespreking en hun eenmalige optreden in een prachtig, op instorten staande concertzaal nadert. Vriendschap, hoop, trots en liefde worden in een muzikale kolk geplaatst tegenover scheiding, teleurstelling, schaamte en haat. Grote woorden voor een kleine, lieve film, waarmee Zambrano met een prima cast en goede muziek wederom bewijst een publiekslieveling te zijn.
(i.o.v. Filmtotaal, copyright picture: Cinemien)