Songs from the Second Screen
31 december 2005
21 december 2005
Devil's Miner
Regie Kief Davidson & Richard Ladkani Cast n.v.t. Speelduur 82 minuten Jaar 2005
In de afgelopen 450 jaar zijn naar schatting acht miljoen mensen overleden aan de gevolgen van de zilverwinning in de Boliviaanse berg Cerro Rico. De berg heet in de volksmond dan ook toepasselijk 'de berg die mensen eet', en bestaat uit vele duizenden tunnels. In de documentaire The Devil's Miner volgen we de veertien jaar oude Basilio Vargas, die als kostwinner van een arm gezin in de mijn werkt. Het vierkoppige gezin woont zonder vader, verwarming of elektriciteit op de kale berg naast een van vijfhonderd mijningangen, die de Cerro Rico rijk is.
Basilio werkt al vier jaar in de mijnen en draait overdag diensten tot twintig uur. Vakantie heeft hij voor zijn gevoel pas als hij sporadisch een dag naar school gaat in Potosi, de ooit zo schatrijke stad onderaan de berg. 's Nachts kan de jongen helaas weinig van zijn welverdiende rust genieten. Met zijn kleine broertje bewaken ze in de nachtelijke vrieskou twee mijningangen tegen dieven om zo wat extra bij te verdienen. Dat hij overdag op zijn benen kan blijven staan, komt enkel door de cocabladeren waar alle mijnwerkers onophoudelijk op kauwen tegen de vermoeidheid en honger.
De twee documentairemakers gaan met de jongen mee in de tunnels tot wel 1200 meter lengte en 500 meter diepte. Langs hun heen razen de met mineralen gevulde mijnkarretjes zonder remmen met een rotgang door de smalle tunnels. De thermometer geeft op een dergelijke diepte een temperatuur aan van zo'n 35 tot 40 °C, welke waarden overigens wrang genoeg ook de gemiddelde leeftijd van de mijnwerkers van de Cerro Rico zijn. Dit helse, ondergrondse leven wordt door de mijnwerkers omschreven als de plaats waar Satan heerst. Buiten aanbidden ze weliswaar God, maar binnen heerst de duivel, die door hen 'de Tio' wordt genoemd. In iedere mijningang staat een beeld van de Tio, waaraan voortdurend offers worden gebracht.
De priester van de stad Potosi heeft alle hoop op een betere toekomst al lang opgegeven. Hij vertelt dat je van de mijnwerkers moet houden om ze te begrijpen: "Je kunt niet tegen ze zeggen dat ze gedoemd zijn". De documentaire laat van heel dichtbij zien hoe de mijnwerkers bereidwillig een vroegtijdige dood tegemoet treden door hun ongezonde werk in de mijnen. Helaas geeft het geen enkel beeld van belangenorganisaties of overheidsinstellingen die ongetwijfeld op bepaalde manieren bij dit probleem betrokken zijn. Ook in het geval dat er door niemand iets wordt gedaan ter verbetering van de leefomstandigheden van de 9000 mijnwerkers, waarvan 800 kinderen, hadden regisseurs Davidson en Ladkani dat duidelijk moeten maken.
De keuze voor een beeld van het mijnwerkersleven door de ogen een kind maakt de schrijnende hopeloosheid wel erg inzichtelijk. The Devil's Miner is dan ook een documentaire die gezien moet worden om het probleem aan de kaak te stellen. Maar al hebben de makers hun eigen leven gewaagd voor de shots diep in de bek van de duivelse berg, toch hadden ze de context van het probleem breder moeten maken. De priester is de enige buitenstaander die geïnterviewd wordt, maar het is natuurlijk maar de vraag of zijn laffe houding typerend is voor de algemene reactie in Bolivia. Helaas is dit slechts een van de vele vragen die de makers onbeantwoord hebben gelaten in deze verder moedige documentaire.
(i.o.v. Filmfocus, copyright picture: Cinema Delicatessen)
01 december 2005
The Bow
Regie Kim Ki-Duk Cast Min-jeong Seo, Seong-hwang Jeon & Si-jeok Seo Speelduur 90 minuten Jaar 2005
In nog geen tien jaar tijd zette regisseur Kim Ki-Duk twaalf producties op zijn naam. De Zuid-Koreaan is in die korte tijd gaan behoren tot de meest vooraanstaande publiekslievelingen van de Aziatische cinema. Kim brak in 2000 door met de duistere verkenning van het leven van een masochistische vrouw in The Isle. Drie jaar later werd hij bij het grote filmpubliek bekend met de populaire en veelvuldig onderscheiden Spring, Summer, Fall, Winter... and Spring.
De nu vijfenveertigjarige veelfilmer bleef na dit succes niet op zijn lauweren rusten, en bracht in 2004 maar liefst twee wonderschone films uit: Samaritan Girl en Bin-jip. De thematiek van Kim Ki-Duk is in zijn laatste films zeer consistent, en ook in zijn nieuwe film The Bow (Hwal) zijn veel parallellen te trekken met zijn eerdere werk. Kim portretteert in dit nieuwste werk de liefdevolle, maar obsessieve relatie van een oudere man met een kind. Dit keer tekende hij niet alleen voor de regie, maar schreef, monteerde en produceerde hij tevens.
Van overeenkomstige thematiek en parallellen met eerdere films zullen hem zelf geen slapeloze nachten bezorgen. Kim staat er namelijk om bekend altijd open te staan voor iedere interpretatie van zijn werk. De betekenis van zijn films is voor een belangrijk deel afhankelijk van de toeschouwer en Kim duidt zijn films dan ook nooit van begin tot einde. Hij onderzoekt iets dat hem interesseert, en geeft de kijker vervolgens een raamwerk, dat zelf ingevuld kan worden.
In het veelkleurige en nimmer eenduidige The Bow zwijgen de twee centrale karakters vrijwel de gehele film. Een enkele maal fluisteren ze wat onhoorbaars. Het ritme van de film is rustig, en de scènes lopen zo geruisloos in elkaar over zoals de dag in de nacht, en de slaap in het ontwaken. Evenals in Spring, Summer, Fall, Winter... and Spring staat ook nu weer de onveranderlijke natuurwet van tijdsverloop symbool voor de ontwikkeling van de karakters.
Het raamwerk van de film bestaat uit een oude man (Seong-hwang Jeon) die met een meisje van zestien (Yeo-reum Han uit Samaritan Girl) op een boot leeft. Hij heeft haar naar verluidt tien jaar daarvoor gevonden, en houdt het meisje al die tijd op zijn boot tot ze de huwelijksgerechtigde leeftijd van zeventien bereikt. Ze leven van het geld dat rijke Koreanen betalen om op hun boot te vissen ter ontspanning.
Iedere morgen gaat hij aan land om vissers en boodschappen op te halen. Het meisje vult haar tijd met rondhangen op het dek en schommelen boven de zee langs de kant van het schip. Daarbij voorspelt de oude man soms de toekomst met zijn handboog door de pijlen langs haar schommelende lijf te schieten. Van de vissende mannen heeft ze vooral last. Stuk voor stuk maken ze seksuele toespelingen, waartegen de oude man zijn pijlen gebruikt om haar te beschermen.
Hoewel het meisje in die tien jaar nooit aan land is geweest, straalt ze van gelukzaligheid en voldoening. Haar liefdevolle band met de oude man wordt zonder gebruik van woorden heel overtuigend neergezet. Het onvermijdelijke vuiltje aan de lucht is de zoon van één van de vissende zakenlieden. Ze vallen voor elkaar, luisteren samen naar muziek en hij vertelt over het leven aan land.
Vanaf dat moment krijgt het meisje een verlangen, en haar leefsituatie een ruimer kader. Dat kader was tien jaar lang een privé-universum van rust en liefde, dat soms tijdelijk werd verstoord door de komst van de buitenwereld. Aangezien deze vissers haar (seksuele) onschuld bijna zonder uitzondering aanvielen, voelde zij waarschijnlijk nooit eerder de neiging om de wereld buiten de boot te verkennen.
Haar verlangen naar bezit (de jongen, muziek) en immateriële rijkdom (vrijheid, recht om te kiezen, recht op een verleden en op onvoorwaardelijkheid) betekent het einde van de idylle. Het gelukzalige samenzijn van de oude man en het meisje bestond al die tijd wel degelijk, maar alleen bij de gratie van de voorwaarden die de man heeft geschapen. Hij probeert nog te redden wat er te redden valt door bijvoorbeeld het huwelijk te vervoegen. Het meisje wordt dan zijn vrouw, maar is zijn taak dan volbracht, en hoe moeten ze dan verder?
Het aspect van seksualiteit betreedt op die momenten een voor de kijker wat moeilijk begaanbaar terrein, omdat de man zo overduidelijk de vaderfiguur van het meisje is. Hoe ga je om met je initiële sympathie voor de oude man als hij van de twee stapelbedden één groot matras gaat maken? Kim Ki-Duk durft het hier aan om vragen te stellen in plaats te beantwoorden of te oordelen. Hij creëert daarmee ruimte voor de kijker om te bespiegelen op relationele thema's als vrijheid, machtsverhoudingen en seksueel verlangen.
Bijna onmerkbaar stuurt The Bow de kijker van situatie naar situatie, waarbij steeds opnieuw de persoonlijke invulling van morele standpunten en die van sociale en culturele waarden moet worden bepaald. Verschilt de oude man nu zoveel van de jongen? Zijn alle mannen in The Bow gelijk, aangezien ze allen vallen voor de onschuld van een seksueel onervaren vrouw? Kan een relatie bestaan zonder grensbewaking of opschorting van vrijheden?
Eenduidigheid is vanzelfsprekend het laatste dat deze en eerdere films van Kim Ki-Duk kenmerkt. Sierlijkheid en elegantie van beeld en montage wel. Zoals in zijn latere werk ligt ook in The Bow mooifilmerij en kitscherigheid echter op de loer. Hier is het vooral de wat oververtegenwoordigde muziek die stoort. Als de oude man zijn boog bespeelt als een muziekinstrument had de geluidsmixage bijvoorbeeld best een tikkeltje minder gemogen, aangezien die momenten de scherpte van het overtuigend vertelde verhaal verstoren.
The Bow sluit thematisch en stilistisch naadloos aan bij zijn eerdere werk. Centrale thema's als tijdsverloop, de tegenstelling tussen stilstand en verandering en die tussen vrijheid en isolatie zijn overeenkomstig het eerdere werk van Kim Ki-Duk. Vooral de parallellen tussen de veranderende relatie van de oude man en het meisje met die tussen de twee meisjes in Samaritan Girl en de mannen in Spring, Summer, Fall, Winter... and Spring is evident. Evenzo is de ingetogen, symbolische overgang naar een andere invulling van hun relatie een mooie variatie op wat we zagen in het superieure Bin-jip.
Toch is er, ondanks dat The Bow wat minder verrassend en scherp is, dankzij de nauwgezette en prachtig gefilmde vertelling nog lang geen sprake van Kim Ki-Duk moeheid. Op naar de volgende tien jaar!
(i.o.v. Filmfocus, copyright picture: 1MoreFilm)