Songs from the Second Screen

19 mei 2006

Zazie dans le métro

Regie Louis Malle Cast Catherine Demongeot, Philippe Noiret & Hubert Deschamps Speelduur 89 minuten Jaar 1960






Zoals ook vandaag de dag ging het rond 1958 niet zo goed met de filmindustrie. In Frankrijk probeerde de regering destijds iets aan dit probleem te doen door subsidies te verstrekken aan jonge regisseurs die zo hun eerste korte film konden maken. Tussen 1958 en 1961 maakten vele tientallen getalenteerde Franse filmmakers hun eerste film, die nagenoeg allemaal kunnen worden geschaard onder de noemer Nouvelle Vague. Deze nieuwe generatie filmmakers roemde de zogenoemde auteurscinema, waarmee films worden aangeduid waarin de maker zijn eigen, persoonlijke visie op de wereld tentoonspreid in zowel thematiek als filmstijl. Ook Zazie dans le métro van Louis Malle wordt gerekend tot deze nog altijd fashionable filmstroming.

Zelf schreven de destijds opkomende regisseurs als Jean-Luc Godard, Claude Chabrol en François Truffaut als filmcritici voor het tijdschrift ‘Cahiers du cinéma’ en gebruikten hun kennis van de filmgeschiedenis voor hun eigen films. Al hadden de vrienden van de nieuwe filmstroming geen vaststaande regels, zoals de eed van zuiverheid van het oorspronkelijk Deense verbond Dogma 95, toch zijn er wel een aantal vaste waarden te ontdekken. Zoals de vaak gebruikte setting van het urbane Parijs met zijn vele cafés en jazzclubs, het wantrouwen van autoriteit, het gebruik van een femme fatale als centrale figuur en de meer stilistische kenmerken van het bewust ondermijnen van de filmische illusie. Door middel van weloverwogen continuïteitsfouten, schokkerige cameravoering, personages die tegen de camera praten en geluid dat overduidelijk niet uit de gefilmde scène voortkwam, braken ze met de illusie van waarheid, die sterk geassocieerd werd met Hollywood. Vooral Jean-Luc Godard zette als de meest provocatieve regisseur van de Nouvelle Vague deze middelen compromisloos in om de cinema opnieuw te definiëren.



In de loop van de jaren zestig behoorden regisseurs als Chabrol, Truffaut en Rivette langzaamaan tot de meer mainstream cinema, al draagt hun verdere werk zowel thematisch als stilistisch nog altijd de stempel van hun vroege Nouvelle Vague-tijd. Louis Malle heeft nooit tot de harde kern van deze bevriende club filmmakers behoort. Hij schreef niet voor het tijdschrift ‘Cahiers du cinéma’ en hield zich na zijn debuut als medemaker van onderwaterpionier Jacques-Yves Cousteau’s film Le monde du silence bezig met zoveel verschillende genres en filmstijlen dat Malle tot aan zijn laatste film Vanya on 42nd Street uit 1994 nooit in een bepaalde hoek te positioneren is geweest.

In 1960 verfilmde Malle de onverfilmbaar geachte bestseller ‘Zazie dans le métro’ van Raymond Queneau. Het boek is een laboratorium van literaire vernieuwingsdrift, waarin Queneau allerlei nieuwe woorden introduceerde en een ongekende lichtvoetigheid van stijl nastreefde. Malle pakte dit op om er een film van te maken waarin hij alle mogelijke filmische middelen inzette om eenzelfde effect op het witte doek te kunnen presenteren. Het resultaat was een flop van jewelste. Het Franse publiek was wel wat gewend in dat eerste jaar van het nieuwe decennium, maar een dergelijke pastiche van Marx-brothers, een absurde montage en een ongekend brutaal en verwend nest als centraal karakter schoot bij velen in het verkeerde keelgat. Niet dat van de filmrecensenten overigens, want die zagen het genie erachter.

Zazie is een meisje van tien jaar dat met haar moeder een weekeinde naar Parijs gaat. Het meisje wordt toevertrouwd aan haar oom terwijl mama de volle twee dagen met haar geliefde doorbrengt. Zazie wil maar één ding en dat is met de metro rijden. Jammer genoeg staakt het metropersoneel juist dat weekeinde, waardoor de opstandige, brutale Zazie op andere manieren aan haar vermaak wil komen. Er volgt een onbeschrijfelijke aaneenschakeling van absurde situaties, slapstick en achtervolgingen waarin steeds weer volwassenen de onbetrouwbare, leugenachtige mensen blijken te zijn en juist Zazie de stabiele factor. Aan het einde van het weekeinde verzucht ze tegenover haar moeder dan ook dat ze in die twee dagen vooral ouder is geworden, waarmee schrijver Raymond Queneau doelt op het besef dat de volwassen wereld bij elkaar wordt gehouden van leugens in alle soorten en maten.



Louis Malle gebruikt met name beeldversnelling en springerige montage voor dit staaltje van totale filmische gekte. Het specifiek vervreemdende effect van de versnelling bij Zazie dans le métro ontstaat door het filmen van scènes op de snelheid van 8 of 12 beeldjes per seconde –24 of 25 beeldjes per seconde is de standaardsnelheid- waarbij Malle de acteurs in slowmotion liet spelen om dit effect van versnelling iets terug te dringen. De absurde scènes buitelen over elkaar heen en er lijkt geen einde aan de kluchtigheid te komen. Hoogtepunt is de lang uitgesponnen scène op de Eiffeltoren die een dynamisch meesterwerkje genoemd mag worden. Zelfs de regisseur gaf later toe dat het effect na een uur wel zo’n beetje is uitgewerkt. Na vijf kwartier slapstick vergt bijvoorbeeld het grote zuurkool met worst-gevecht aan het einde iets teveel van de kijkers. Een unieke kijkervaring is evenwel gegarandeerd in dit onvergetelijke voorbeeld van Nouvelle Vague-cinema.

(i.o.v. Filmtotaal, copyright pictures: A-Film)